Op zoek naar de verschillen in terroir (Verloofde) en verhalen (ik), bezoeken we een aantal domeinen langs de oostkust van Spanje. Het gebied omvat meerdere wijnregio’s waarvan sommige op de wereldkaart staan (Penedès, Priorat) en andere nagenoeg alleen lokaal bekend zijn. Hoe komt dat? De vraag stellen is hem nog niet beantwoorden, dus gaan we op pad.
Wat, te midden van uiteenlopende grondsoorten, hoogtes, droogtes en windinvloeden, in elk geval opvalt, is de hartelijke ontvangst overal. Bij Domini Vinicola Can Bas (‘het wijnhuis van meneer Bas’, Penedès) bijvoorbeeld, worden we, romantisch bijna, opgewacht midden in de wijngaard. In de schaduw van een beeldschoon 9e eeuws kapelletje staat de jonge, ambitieuze wijnmaakster bij een uitnodigende tafel met noten, druiven, lokale tapas, glazen en wijn. Die we ook proeven natuurlijk.
In een naburig plaatsje ligt het 125 jaar oude familiebedrijf Gramona, bekend om zijn kleinschalige productie van voortreffelijke, lang gerijpte cava’s. Daar trekken we de wijngaarden in en wandelen we tussen de mesthopen, ezels, koeien, zwanen, ganzen en eenden. Hoewel Gramona hypermoderne apparatuur gebruikt om haar wijnen te maken, hecht men aan het ambacht en gelooft de familie in de natuur. Er wordt biodynamisch gewerkt en daar wordt bovendien de tijd voor genomen. Er liggen zo’n 1,5 miljoen flessen op voorraad waarvan een aantal langer dan 100 maanden. ‘Slow ageing‘ is dan ook de slogan van het bedrijf.
Bij Clos Martinet, een verscholen domein in Priorat (het wijngebied ten zuidwesten van Barcelona) krijgen we de rondleiding in een open jeep. Die brengt ons, met het nodige manoeuvreerwerk op het steile onverharde pad, op 600 meter hoogte waar geëxperimenteerd wordt met oude en nieuwe druivenrassen. Ik vraag me af, nogal naïef waarschijnlijk, of dat niet gemakkelijker kan. Ergens in een prettig, wat lager gelegen vallei of zo. Misschien wel, is het antwoord. Maar dat is niet het doel. Hier waren vroeger ook wijngaarden; terroir blijft terroir en het is de kunst om dat nieuw leven in te blazen.
Zo ervaren we veel gastvrijheid tijdens onze tocht. En veel verleden. Priorat is daar inderdaad een mooi voorbeeld van. De naam is ontleend aan een Kartuizer priorij die zich hier in de twaalfde eeuw vestigde. Het klooster en gelijknamige wijndomein Scala Dei (‘De trap naar God’) herinneren daar aan. Het gebied is heuvelachtig en woest, maar daardoor lieten de monniken zich destijds niet uit het veld slaan. De cariňenadruif (carignan) gedijde hier wonderwel en bracht karaktervolle donkerrode wijnen voort. Dat ging eeuwenlang goed, totdat de gehate druifluis eind 19e, begin 20ste eeuw ook deze wijngaarden weg vrat. Priorat raakte in verval en was als wijn producerend gebied al bijna uit de annalen geschrapt toen vijf mensen daar omstreeks 1980 verandering in brachten. Onder de bezielende leiding van wijnmaker René Barbier, zagen zij het potentieel van dit ruwe landschap en deze donkerbruine leisteenbodem (llicorella), in combinatie met een beperkt areaal overgebleven oude wijnstokken. Met behulp van nieuwe technieken, veel geduld en een marketingplan (onder meer door gebruik te maken van vergelijkbare etiketten, alle beginnend met het woord ‘Clos’), bracht deze ‘Bende van vijf’ een reeks moderne, goed gemaakte wijnen op de markt. Met internationaal succes. Dat vervolgens de volgende generatie wijnmakers inspireerde om belendende gebieden als Terra Alta en Montsant (opnieuw) tot ontwikkeling te brengen en te experimenteren met druiven en terroir.
slow ageing…
meer kunnen we niet verlangen hè
mooi stukje!
Leuk geschreven, heb zin om erheen te gaan 🙂