Er bestaat een plaatsje in Napa Valley, Californië, dat Zinfandel heet. Het is genoemd naar de gelijknamige druif, en niet andersom zoals bij ons bijvoorbeeld Chablis of Sancerre, waar de wijnen hun naam aan het plaatsje danken. Zinfandel is verwant aan de zuid-Italiaanse rode primitivodruif en enkele onuitspreekbare Kroatische druiven, maar staat vooral bekend als ’typisch’ Amerikaans. In een land waar alles ouder dan vijftig jaar al antiek mag heten, is een druif uit de negentiende eeuw vast authentiek.
Toch is die ook gewoon meegenomen uit Europa en hier aangeplant. Zeer waarschijnlijk zelfs door Agoston Haraszthy (1812-1869), een avontuurlijke Hongaarse edelman die, naast een heleboel andere, de bijnaam ‘Vader van de Californische wijnbouw’ heeft gekregen. Hij stichtte in 1857 het groots opgezette domein Buena Vista en hoewel het, uitzonderlijk hier, nog steeds bestaat, moest hij het bedrijf al na een paar jaar wegens financiële problemen verkopen. Dat belette hem niet om enkele standaardwerken over wijn te schrijven. En hij bracht ook tienduizend stekjes van ruim driehonderd druivenvariëteiten uit Europa mee na een wijnstudiereis. Kom daar nu nog maar eens het land mee binnen! Hoe dan ook, het ligt voor de hand dat de zinfandeldruif daarbij zat.
In tegenstelling tot wat het begrip ‘nieuwe wereld wijn’ misschien oproept, bestaat de wijnbouw in Californië al sinds begin 17e eeuw. Spaanse immigranten koloniseerden de kuststreek langs de Stille Oceaan vanuit Mexico en zetten er op strategische punten missieposten op. Californië dankt er ook zijn naam aan: vanwege de overvloedige zonneschijn noemden ze dit gebied ‘Caliente fornella’, hete oven. Dat er toch wijnbouw mogelijk was, en is, komt door de nachtelijke mistlaag vanuit de oceaan. Die trekt pas in de loop van de ochtend op. De koelte zorgt ervoor dat de noodzakelijke zuren in de druiven zich kunnen ontwikkelen.
Haraszthy was overigens niet de enige die zich met wijnbouw bezighield. Nadat in 1848 goud gevonden was bij Sacramento, werd Californië overspoeld door gelukzoekers, waaronder ook Europese wijnboeren. Zij zagen al gauw in dat de kans op een succesvolle oogst groter was dan het vinden van goud, en legden dus wijngaarden aan. Zeker na de Amerikaanse Burgeroorlog (1860) kwam de wijnbouw goed van de grond, niet in de laatste plaats door de uitbreiding van het spoornet. Dankzij de transcontinentale treinen vonden de Californische wijnen door de hele Verenigde Staten hun weg.
De opmars kentert als de druifluis eind 19e eeuw, net als in Europa eerder, vrijwel alle wijngaarden opvreet. Als de wijnbouw moeizaam weer overeind gekrabbeld is, wordt in 1920 de Prohibition afgekondigd. Alle alcoholische drank wordt verboden, de reeds bestaande wineries mogen slechts kleine hoeveelheden wijn produceren, alleen voor eigen gebruik, voor de kerk en ten behoeve van de pharmacie. Hoewel opgeheven in 1933, gaat de drooglegging geruisloos over in de depressie van de jaren dertig, gevolgd door de Tweede Wereldoorlog. Kortom, het succes van de Amerikaanse wijnbouw dateert pas van eind vorige eeuw en verklaart waarom veel wineries niet ouder zijn dan veertig of vijftig jaar.
Zinfandeldruiven beslaan inmiddels zo’n tien procent van de Californische wijngaarden. Wij proeven enkele krachtige wijnen met de nodige fijne nuances bij de domeinen Merryvale, Sebastiani, Seghesio en Marimar Torres. We proeven ook een slechte: bij wijze van eerbetoon aan Haraszthy kopen we in een lokale liquorstore een fles Zinfandel gemaakt door een verre nazaat. Laten we het er op houden dat deze achter-achterkleinzoon-wijnmaker nog veel te leren heeft, en dat Agoston hopelijk betere wijnen maakte.