Van de vele lokale druiven in Campanië is de aglianico één van de weinige die als Taurasi wijn een internationale reputatie heeft kunnen opbouwen. We bezoeken, even buiten het gelijknamige plaatsje (dat is opgebouwd in en rond een middeleeuws kasteel), de ‘Contrade di Taurasi’ van wijnmaker Sandro Lonardo. Hij is voormalig professor klassieke talen die zich sinds zijn pensioen heeft toegelegd op het technisch vervolmaken van zijn rode aglianico druiven.
De term ‘garagewijn’ heb ik in Italië nog niet horen vallen maar Sandro Lonardo maakt ‘m. Hij neemt ons mee naar zijn werkplaats, inderdaad een garage. Het oogt als een laboratorium. Een airconditioninginstallatie reguleert en houdt de temperatuur constant. Overal staan flessen, lopen buisjes, staan metertjes, kortom, er wordt gewerkt! Lonardo toont ons diverse vaatjes wijn waarmee hij wetenschappelijke experimenten uitvoert, veelal in samenwerking met oenologen en chemici. Er ontgaat me het nodige van zijn uitleg, maar ik begrijp wel dat hij zijn eigen gist kweekt dat gebruikt wordt om de fermentatie op gang te brengen.
Duidelijk wordt ook dat hij een aantal uitstekende wijnen produceert. Al is dat voor later, want na het bezoek aan zijn lab wandelen we eerst door de wijngaarden. Gaat hij biologisch te werk, vraag ik. “Ik maak wijn volgens organische principes en dat doe ik met overtuiging,” zegt Lonardo. “Ik hoef daar geen Italiaans bio-label voor op mijn etiket. Veel te veel administratieve rompslomp”, voegt hij er met een grimas aan toe.
Italianen zijn gastvrij maar nemen mensen die ze niet of nauwelijks kennen, zelden mee naar huis. We zijn dan ook vereerd als we na het bezoek aan de wijngaard bij de familie Lonardo thuis worden uitgenodigd voor een proeverij die, zoals overal hier, gepaard gaat met prachtige sneden ham, mortadella en brood.
Aan de keukentafel gezeten vertelt Sandro Lonardo, bescheiden maar met gepaste trots, dat hij de enige producent ter wereld van de Grecomusc’ I.G.T. Campania. Ik had er nog nooit van gehoord maar het ‘enige ter wereld’ maakt me natuurlijk nieuwsgierig. Lonardo schenkt ons een glas (2008) in we verbazen ons over de krachtige neus. Een stuivende, bloemige witte wijn met een mooie zuurgraad, een beetje Riesling-achtig.
Grecomusc’ spreek je uit als Grecomoesj. “De benaming Grecomusc’ is eigenlijk misleidend,” vertelt Sandro. “DNA onderzoek heeft uitgewezen dat het hier gaat om een authentieke druif, de roviello en dus niet om een greco.” Ik knik half begrijpend en vraag hem naar de toevoeging ‘musc’’ dat volgens mijn beperkte kennis van het Italiaans zoiets als ‘slap, flauwtjes, laf’ betekent. Dat lijkt me niet direct een aanbeveling voor een wijn.
Sandro begint te lachen. “Het is geen negatieve connotatie. En het heeft ook niets met muskaat te maken. Musc’ heeft hier betrekking op de schil van deze druif. Die verslapt, wordt in heel korte tijd rimpelig en daarmee onderscheidt hij zich van de andere greco’s. Daarom heet hij in de volksmond ‘Grecomusc’’.”
We eindigen met een aantal voortreffelijke Taurasi’s, waaronder een Riserva uit 2003, een prachtige wijn. Kruidig met veel tertiaire aroma’s maar ook nog barstensvol rood fruit. “Hier word ik vrolijk van”, denk ik bij mezelf en spuug even niet.