Het zweet gutst van zijn gezicht, hij loopt gehaast schenkend van tafel naar tafel en zijn hele houding straalt gekwelde dienstbaarheid uit. Toch barst de ober in lachen uit als hij mijn gezicht ziet betrekken wanneer hij mij het ingeschonken glas voorhoudt. ‘Rapido, rapido!’, maant hij mij. Ik neem gehoorzaam een slok en kijk met een vies gezicht op. De ober maakt met een vriendelijk handgebaar duidelijk dat ik niet moet zeuren en gewoon moet doordrinken, er wacht nog een nagenoeg volle fles. Ik kijk Verloofde vertwijfeld aan maar hij is het zichtbaar met de ober eens en drinkt zijn glas in een teug leeg.
We zijn in Oviedo (in het noord-westen van Spanje), in de provincie Asturië. Het is een uur of zeven ’s avonds en we hebben, aangetrokken door de levendigheid op een van de vele gezellige pleintjes, op een druk terras een plaatsje kunnen vinden. Hoewel er van alles verkrijgbaar is, staat op vrijwel elke tafel een identieke donker groene fles met een, er al uitgetrokken, kurk erop. En twee glazen, ongeacht de grootte van het gezelschap. Blijkbaar worden de glazen gedeeld. Hoewel ik veel zin heb in een glas witte wijn (de verdejo is heerlijk fris), is Verloofde me voor en bestelt een fles cider. Ik kijk bedenkelijk. De laatste (en eerste) keer dat ik cider heb gedronken is weliswaar enkele decennia geleden (op schoolreis) maar ik ben niet vergeten hoe ziek mijn vriendinnetje, die mee in het complot van puberale ongehoorzaamheid zat, en ik zijn geworden van de mee gesmokkelde fles ‘appelsap’.
Maar vooruit, ik ben altijd een voorstander van het proberen van lokale wijnen. En hoewel cider is gemaakt van appels, en om die reden eigenlijk geen wijn mag heten, dat is voorbehouden aan de drank die wordt gemaakt van geperste druiven, verschilt de bereidingswijze niet zoveel. Ook ciderappeltjes worden geplet en geperst, op vat opgeslagen zodat het geheel kan vergisten. Sommige ciders worden daarna onttroebeld en voorzien van een klein beetje suiker, zodat ze licht mousserend worden. De Asturiaanse sidra wordt echter niet helder gemaakt en ziet er dus bruingelig uit. Zie ik als de ober de glazen weer komt inschenken.
Dat is overigens een heel ritueel. Omdat een beetje zuurstof de cider ten goede komt, schenkt de ober de cider vanaf een meter hoogte in het glas. Hij strekt zijn arm met de fles boven zijn hoofd waarbij de kunst is om, zonder te kijken, het glas in te schenken, met een kletterende, goed gemikte straal. Het is daarbij niet de bedoeling het glas vol te schenken. In kleine, schuimende hoeveelheden (twee vingers dik) komt de cider het best tot zijn recht en dient om die reden onmiddellijk opgedronken te worden. Het laatste beetje laat je in het glas (er zouden nog wat gistresten in kunnen zitten) dat de ober met een geroutineerd gebaar op straat leeg gooit als hij opnieuw je glas komt bijvullen.
Ik begin te begrijpen waarom de obers er zo verhit uitzien en een halve marathon lopen om iedereen om het terras te bedienen. Ik besluit hen, én mijzelf een plezier te doen. Na drie glaasjes cider proef ik de bitterheid niet meer maar lekker vind ik het nog altijd niet. En dus bestel ik alsnog een glas verdejo. Dat gaat net iets langer dan vijf minuten mee…
Oh, wat ben ik jaloers! Niet op de cider hoor, geenszins, maar op jullie schitterende reis langs al die lekkere wijngebieden. Sterkte met wat er nog voor folklore komen gaat (schrik bijv. niet van Banyuls rond het vriespunt, zodat je smaakpapillen pas weer de volgende ochtend mee gaan doen ;-). Cheers en geniet van de Verdejo (goede keus!).
Lieve Annick, heerlijk te lezen dat jullie in Asturie zijn aangekomen. Herken de rituelen, reis jullie in een ander tempo achterna. Spaanse temperaturen hier…buen viaje xx