Pomerol, Pomerol, Pomerolleke

In een vorig leven maakte ik geregeld buitenlandse reisreportages voor een damesblad. Meestal samen met Stephan, een jonge Antwerpse fotograaf. Als het zo uitkwam, aten we na het werk met elkaar. Net als ik, hield Stephan van een glas wijn. Veel wist hij er niet van, zei hij zelf, maar voorkeur had hij wel. Hij dronk het liefst een ‘Pomerolleke’.

Pomerol is een kleine maar internationaal vermaarde wijnregio in de Bordeauxstreek, waarvan de wijngaarden op een plateau ten noordoosten van de (haven)stad Libourne liggen. Verwacht hier geen landschappelijk schoon, romantisch slingerende weggetjes door de wijngaarden of pittoreske dorpjes. De wijnstreek Pomerol is dor, een beetje onherbergzaam zelfs, en de meeste châteaus zijn hier eerder huizen dan kastelen. De grond bestaat uit grind en klei, een bodemgesteldheid waar de rode merlotdruif zich prettig voelt. Die vormt dan ook het belangrijkste bestanddeel van de Pomerollekes en geeft de wijn de kruidigheid en toch fluwelen, volle smaak. De ultieme Pomerol in dat opzicht is afkomstig van Château Pétrus, wereldberoemd, onbetaalbaar en een verhaal apart. Daarover dus een andere keer meer.

Het zijn de Belgen geweest die de Pomerolwijnen in onze contreien geïntroduceerd hebben. Ze kochten in bulk in, en importeerden, bottelden en verkochten de wijn in Noord-Europa. Met succes. Nu was België van oudsher één van de beste klanten van Bordeauxwijnen dus in die zin verrast dat niet. Opmerkelijk is wel dat de appreciatie van de Pomerolwijnen relatief jong is, die dateert van begin 20e eeuw. Voor die tijd werden natuurlijk ook al Pomerolwijnen gemaakt (sterker zelfs, al in de Romeinse tijd), maar die stonden veelal in de schaduw van de grote buurwijnen uit Saint-Emilion, overigens wél een mooi plaatsje.

En zo komt het dat Pomerol tegenwoordig nog een claim to fame  bezit. Het is namelijk het enige wijngebied in de Bordeaux zonder officiële classificatie. Even terug in de geschiedenis: in 1855 werd in Parijs de Wereldtentoonstelling gehouden. Het leek Napoléon III een goed idee om de toen ook al beroemde wijnen uit de Bordeaux te rangschikken in vijf niveaus (van premiers crus tot cinquièmes crus.). Het was allicht een overzichtelijke manier om de vooraanstaande gasten te imponeren. Uitgangspunt vormde in elk geval het aanzien van de wijnen/châteaus (een zestigtal), lees: de marktwaarde op dat moment. Pomerol zat daar eenvoudigweg niet bij.

Gelukkig is dat geen beletsel gebleken om al heel lang prachtige wijnen te maken. Op de verschillende reportages heb ik Stephan dan ook graag gezelschap gehouden met zijn Pomerollekes!

Geef een reactie